'Stoppen met werken? Onmogelijk!'

Henk Borst is 70, maar weigert zijn werk als molenaar neer te leggen. 'ik ga hier niet vandaan, of het moet tussen zes planken wezen.'

'Vijf jaar geleden werd ik 65 jaar. Nou, ze hadden het mooi voor me geregeld. Als ik van de molen afging, kon ik in het dorp een huissie krijgen voor 600 gulden huur in de maand. Ik zei: "Al krijg ik 6oo gulden in de week erbij, dan nóg ga ik hier niet vandaan, of het moet tussen zes planken wezen.' Als je in het land geboren bent en je hebt daar je leven lang gewoond, dan kan je toch niet opeens in een dorp gaan wonen? Ik zou niet weten wat ik daar moest doen. Stoppen niet werken? Onmogelijk! Daarvoor ben ik nog veel te actie£ Ik stop pas met werken als ik het niet meer kan. Alleen als je ziek wordt, ja, dan moet je wel.

Dat is vijf jaar geleden vanzelf nog een hele toestand geweest. Bij mijn aanstelling in 1956 had ik namelijk bedongen dat ik tot mijn dood in de molen mocht blijven wonen. Dat kon ik gemakkelijk doen, want beroepsmolenaars waren ook toen al schaars en computers om de waterstand te regelen bestonden er niet. Ze wilden me graag hebben en houden. De dijkgraaf had het me toegezegd. Er stond alleen niks op papier. Gelukkig was de schoonzoon van de dijkgraaf erbij geweest, die heeft het later allemaal opgeschreven. Maar alles bij elkaar was het knap vervelend. Het zou zelfs voor de rechter komen, als ze niet vlak voor de zitting waren bijgedraaid. Ik kon toch blijven. Achteraf had ik de zaak net zo lief voor de rechter gehad, want nu was ik 3000 gulden aan advocaatkosten kwijt. Die had ik kunnen terugvorderen als ik gewonnen had. En een molenaar is arm. Ik heb een vrouw, een kat, een pensioen en een uitzicht. Tot vorig jaar ik ook nog wat schapen lopen, maar die heb ik weggedaan. Schapen leveren geen drol op. Daar moet geld bij. Dat ik kon blijven, komt ook doordat ik veel steun van de boeren in de polder kreeg. Die zeiden: "Waarom moet die man weg? Het gaat toch goed?' Dat gaat het ook. Want ik loop er verschrikkelijk achteraan. Vanochtend ben ik om vijf uur opgestaan om hem te laten draaien en pas vanavond om elf uur zet ik hem stil. En als het nodig is, draai ik de hele nacht door. Maar dan moet ik wel wind hebben, natuurlijk, want als ik hem op de motor zet, maakt dat ding zo n herrie dat we geen oog dichtdoen. Noodgedwongen staat hij wel eens op de motor, maar dan moeten we de televisie op z'n hardst zetten om te kunnen horen wat ze zeggen. Als we naar bed gaan, slaap ik er doorheen, maar mijn vrouw zegt dat ze het bed uittrilt. Dat kan nooit de bedoeling wezen. Sommige mensen vragen wel eens of ik die wieken nooit zat word, elke keer dat gezoef langs je raam. Ikke niet. Ik word ze allenig zat als ze stil staan. je moet maar denken: iedere keer als er een wiek voorbijkomt, wordt er een kuub water uit de polder gezet. Mijn vader had dat ook. Hij was een echte molenaar. Hij kon zijn vak ook niet loslaten en er mocht niemand aan zijn molen komen. We waren thuis met z'n dertienen. Als er eentje alleen maar naar de vang (rem voor de wieken, G.Z.) keek, werd m'n vader al boos. je moest het lef niet hebben. Ik was 28 jaar en zelf molenaar, toen ik op een zondagochtend kwam koffiedrinken. Vader was naar de kerk, maar hij zou die middag gaan draaien. Ik zei tegen m'n zus die nog thuis woonde: 'Ik zal vast wat zeilen voor hem opbinden.' Had je hem moeten horen toen hij thuiskwam. Waar ik het lef vandaan haalde om zijn molen... Mijn vader was een echte beroeps. Net als ik. Echte molenaars kunnen er slecht tegen als anderen aan hun molen komen. Ook geen mensen met een diploma. Die zijn er steeds meer. Je ziet namelijk nog wel eens een molen draaien, maar dat gebeurt dan alleen voor de show. Dat doen amateurs. Op zichzelf is dat niet verkeerd, begrijp me goed, maar een amateur volgt een zooitje lessen en krijgt daarna een certificaat. Alleen met een certificaat ben je nog geen molenaar, want op zo'n cursus leer je niks over de lucht. Als je het weer vóór wilt zijn, moet je kijk op de lucht hebben. Ik heb geen certificaat, wel verstand van de lucht. Nou ben ik daar ook weer niet star in, want als ze me een certificaat willen geven, zal ik dat best aanpakken. Het is me alleen nog nooit aangeboden. Ik denk omdat ik altijd de waarheid zeg. Mijn broer is ook molenaar. Die had een vent van Rijkswaterstaat op bezoek, met allerlei dom gepraat over gemalen, een gemaal zou je onder aan de dijk moeten zetten. Dat is natuurlijk het stomste wat je kunt doen. Stel dat de dijk doorbreekt, dan staat je gemaal onder water. Kan ie niet malen. Een gemaal moet je bovenop de dijk zetten. Dus ik zeg tegen m'n broer, waar die man bij staat: "Kan je die vent niet uit je molen zetten?" Dat vinden ze natuurlijk niet leuk om te horen. Ik denk dat ze echte molenaars nog vreselijk gaan missen. Kijk eens naar het afgelopen najaar. In al die 45 jaren die ik op de molen zit, is er niet zo veel water gevallen. In twee maanden tijd heb ik 605 uren gedraaid. Ik dacht dat het najaar van 1999 nat was, maar het kon nog veel natter. je kunt wel wachten tot de computer de machine inschakelt, maar dan kan het zomaar te laat zijn, want de computer moet ook wachten op het vlottertje dat de waterstand bijhoudt. Ik begin liever te draaien als ik zie aankomen dat het gaat regenen.

Dat fanatieke heb ik altijd gehad. Dat zit nou eenmaal in mijn lij£ Daarom was het ook zo'n verschrikking toen ik in mei mijn been had gebroken. Ik heb er zeven weken mee in het gips gezeten. Het leek wel alsof er geen einde aan kwam. Het was ook net de tijd dat mijn vrouw een nieuwe hartklep kreeg. Ze is vijf keer met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Gelukkig was het net in een droge periode, anders had ik het niet geweten. Het gaat nu weer prima met ons. Ik kan zelfs weer fietsen en schaatsen, want dat heb ik al die jaren ook gedaan. Thuis was ik de enige die aan sport deed. Ik werd uitgelachen, maar dat interesseerde me niks. Als zij gingen kaarten, roken en borreltjes drinken, ging ik trainen. 's Zomers wielrenners en in de winter schaatsen. Ik ben de eerste marathonkampioen van Nederland bij de veteranen geweest. Tot mijn 6oste heb ik bij de veteranen gereden. Misschien had ik meer talent voor het wielrenners, maar als molenaar weet je nooit van tevoren wanneer je weg kunt. Dus ik heb altijd wilde koersen gereden, omdat je je dan op de dag zelf kunt inschrijven. Soms reed ik drie koersen op een dag. En die won ik nog ook! Op mijn 6oste ben ik met het rijden van wedstrijden gestopt. Ik had na een herniaoperatie vier maanden niet gereden en ik merkte dat ik moeilijk terug in vorm kon komen. Ik bleef wel trainen, anders weet ik me toch geen raad. Alleen kreeg ik het benauwd op mijn borst. Ik ging naar de dokter en zei tegen hem: "Dokter, als ik op de fiets begin te zweten, gaat hier de pijn komen' ' Die dokter stuurde me naar het ziekenhuis. Daar moest ik op een rollenbank rijden met een soort van camera ervoor. Toen ik was afgestapt, bekeken ze de grafiek. Er stonden allemaal pieken op. "Oh", zei die dokter. 'Ik zie het al. U heeft een kransslagadervernauwing' ' Ik moest lachen. 'Dat kan niet. Ik rook niet, ik drink niet en ik sport 365 dagen per jaar." "Toch is het zo' Hij gaf pillen mee. Een jaar later kwam ik terug en die dokter vroeg hoe het was. Ik zei: 'Eigenlijk niet zo best, want als ik met die gasten meerijd, gaat het tot 37 kilometer per uur prima, maar als ze gaan sprinten haal ik de 50 niet meer." 'U bent 60 jaar. U hoeft toch geen 50 kilometer per uur meer te rijden?' 'ja, dat moet ik wel ' ' Ik heb die pillen nog een tijd doorgeslikt en nu heb ik nergens meer last van. Ik kan zo hard rijden als ik wil. Ik wil maar zeggen: als je in mekaar zit zoals ik, moet je toch niet met werken ophouden? Dan hou je jezelf voor de gek.'

'IK HEB GEEN CERTIFICAAT, WEL VERSTAND VAN DE LUCHT'