Uithoorn  - De Schans

Ooit heette de weg van Uithoorn naar Thamen de Herenweg.  Tussen de bruggen over de rivier en het sluisje naar het Zijdelmeer stond het aloude Rechthuis, tevens herberg.  De herbergier kreeg het steeds drukker, af en toe ook met lieden van minder allooi.

Aan de opbloei van Uithoorn kwam een, gelukkig kortstondig, einde met de invasie van de Fransen in 1672.  Het werd voor de bewoners een echt rampjaar.  Uithoorn veranderde in een vesting: de schans werd opgeworpen (vandaar de naam 'Schans'), kanonnen geplaatst en de brug gesloopt.  Soldaten en officieren werden ingekwartierd.  Het Rechthuis werd kazerne en 'soodanig geruineert als Soldaten gewoon sijn te doen'.

Het heeft de proost, het was de gravin van Solms die als vruchtgebruikster optrad namens haar zoon, veel geld gekost om het Rechthuis te herbouwen.  Maar het werd wel mooi: gebrandschilderde 'wapenglazen' van de heren kanunniken van het kapittel in de ramen, vóór het huis vijf lindebomen, een grote stal voor de 'jachtpaarden' van de schuiten, gedekt met goed Aalsmeers riet.  In het Rechthuis plaatste timmerman Dirck Jansz van Tol uit Mijdrecht vier bedstees, onder andere in de keuken, de Gerechtskamer en de opkamer.  Op dezelfde plaats als in het oude Rechthuis kwam het 'secreet', 'vant oude hout vant achterhuis ofte stal (gemaakt), zoo groot datter 8 bequarne brillen sijn, een middelschot daarin'.

Toen het gebouw klaar was, kregen timmerlieden en metselaarsknechten als 'foye ende vereeringh' vier ducatons (ruim twaalf gulden).  Al het benodigde geld werd voorgeschoten door de nieuwe huurder Willem van Dorsten; later werd het verrekend met de pacht die hij jaarlijks moest betalen.

Nadat de brug was hersteld, ging het Uithoorn zo voorspoedig dat het Thamen voorbijstreefde.  Misschien nog niet in aanzien, want in Thamen-aan-de-Amstel stonden vele mooie 'buitens' maar wel in bedrijvigheid.  Heel wat notabelen hadden hun huis in de Schans: notaris en scheepskapiteins­weduwe, molenaar en schout.

Op 23 juli 1781 vatte de hooiberg van Jan Vale vlam, door hooibroei.  Een felle noordwestenwind joeg het brandende hooi naar de molen van Cornelis Dekker die stond op de plek waar nu graanhandel Van Tol gevestigd is.  Binnen drie en een half uur brandden ruim veertig huizen af.  De Schans was een en al ruïne.

Het Rechthuis ging verloren evenals enkele huizen aan de overzijde van de rivier.

De totale schade was bijna 65.000 gulden, niet meegeteld het verlies dat de notaris en de schout leden.  Zij hielden dat liever geheim voor hun dorpsgenoten.  Zij deelden daarentegen graag mee in de opbrengsten van de collecties die overal in de provincie werden gehouden voor de slachtoffers van de brand.

De wederopbouw van Uithoorn rond de Schans werd aanzienlijk bespoedigd door een besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht.  Desgevraagd mochten de rooms-katholieken een kerk in de Schans bouwen.  Wat de Staten gehoopt hadden en de protestanten in Uithoorn gevreesd, gebeurde: de katholieken wilden rond de kerk annex pastorie wonen.  Zo werd de Schans binnen korte tijd weer een gezellige straat.

De eerste kerk werd in december 1782 ingewijd.  Een kerkhof was er niet.  Niet alleen door ruimtegebrek, maar ook omdat er niet zo'n grote behoefte aan was, omdat alle overledenen naar De Kwakel werden gebracht.  Dat was wel bezwaarlijk, zeker in de wintermaanden als het pad over de Boterdijk volstrekt onbegaanbaar was en het water van Zijdelmeer en Kleine Drecht bevroren.  Tot 1864 moesten de Uithoornse gelovigen hiermee genoegen nemen.  In dat jaar kregen ze een eigen kerkhof aan het Zijdelveld.

De huidige kerk dateert van 1868.  Het gebouw is in neo-romaanse stijl opgetrokken en kreeg pas in 1884 twee torens plus klokken.  In 1962 werd het priesterkoor vergroot, een ingreep die het oorspronkelijke karakter flink heeft aangetast.

Door de bouw van de Prinses Irenebrug eind jaren dertig, is de Schans veel van zijn betekenis kwijtgeraakt.  Enkele jaren geleden verloor het zelfs alle belang als doorgaande route, door de afsnijding van de provinciale weg.