Uithoorn  - De Kwakel

Daar waar de weg van Uithoorn naar Kudelstaart de Kleine Drecht kruist, vlakbij de uitmonding in de Kleine Drecht van een beekje dat vanuit de Vrije Noordveen zuidwaarts stroomde, timmerden de dorpsbewoners een hoge brug of kwakel. Daaraan heeft het dorpje De Kwakel zijn naam te danken.  Welvaart kenden de bewoners dankzij het houden van melkvee.  De turfhandel bracht ook flink wat geld in het laatje.

De Kwakel is altijd een rooms-katholiek dorp geweest.  Het protestantisme kreeg er nauwelijks een kans doordat de gelovigen, bijgestaan door missionarissen vanuit de provincie Holland, hun geloof trouw bleven.  Al in 1593 uitte een 'Inspecteur' van de nieuwe religie zijn ergernis over deze roomsen, omdat zij hem niet wilden overvaren toen hij op weg was naar Kudelstaart!

Zij hielden openlijk vast aan het oude geloof.  Bang voor de schout waren zij niet.  Dat hoefden zij ook niet te zijn, want in De Kwakel was iets bijzonders aan de hand.  Op het zuidelijke uiteinde van de Vrije Noordveen, Hollands gebied, stond het roomse kerkje.  Dus moest de Aalsmeerse schout optreden wanneer de verboden godsdienst toch werd beleden.  In 1635 kwam hij naar De Kwakel, maar tegen de grote groep onwillige roomse boeren kon hij met zijn 'rakkers' niets uitrichten.  'Bij schoone lichte dage in sulcken getale dat de wegen met heyriegers van menschen schynen beslagen te wesen en de wateren bedeckt met een overgroot getal schuyten'.

Mocht het op een kwaad moment voor de roomsen toch te dreigend worden, dan was het voor hen het eenvoudigst zich terug te trekken op Utrechts grondgebied, waar de Hollandse schout niets te vertellen had. Zijn Uithoornse collega kon of wilde niets doen. Voor het dagelijks bestuur van het gerecht Uithoorn was hij afhankelijk van roomse schepe nen en zelfs de secretaris van het gerecht was een katholiek.

De pastoor van De Kwakel voelde zich in de achttiende eeuw deels Hollander omdat zijn kerk onder Holland viel en door Hollandse kerkelijke superieuren werd gecontroleerd, en deels Utrechter omdat zijn gelovigen merendeels in de Proosdijlanden woonden.  Wat hij zich ook voelde, één ding stond voor hem vast: zijn parochie ging achteruit.  De welvaart der boeren nam af, de vervening had vele landerijen veranderd in plassen.  Een aantal boeren trok weg.  De Kwakel verloor als dorp veel aan betekenis, ook als gevolg van de verslechtering van de verbindingswegen.

Het 'Kwakels Pad', over Boterdijk en Kerklaan Uithoorn met Kudelstaart verbindend, was amper een meter breed en nauwelijks opgehoogd met zand, zodat het pad bij regen spoedig een modderbrij was.  Vanaf De Kwakel werd dit 'Pad' volstrekt onbegaanbaar.  Aan beide zijden waren door vervening 'onoversienbare poelen' ontstaan en de golven sloegen stukken van het oude dijkpad weg.

Wat eens een fraai en welvarend dorp werd genoemd, was in de vorige eeuw een arme en geïsoleerde buurtschap.  Pas na 1850 brak er voor De Kwakel een betere tijd aan.  De plassen in de Noorder en Zuider Legmeer werden drooggemalen en nieuwe wegen verschenen in het akkerland.  Na vele jaren klagen en vragen kwam er in 1884 geld beschikbaar voor vernieuwing van de Boterdijk.  Voortaan kon men met paard en wagen naar de markten in Uithoorn.

Na de jongste eeuwwisseling kwamen er nieuwe bestaansmiddelen voor de bewoners van De Kwakel.  Allereerst groenteteelt, later, in de jaren dertig de bloe menteelt.  Zo vlakbij de Aalsmeerse bloemenveiling is het niet verwonderlijk dat deze vorm van tuinbouw het gezicht van De Kwakel bepaald heeft.  Ook in gebied ten westen van de Kleine Drecht, waar na de ruilverkaveling van rond 1970 vele kassen verschenen.  Het resultaat van deze ontwikkeling is een sterk geïndustrialiseerd, agrarisch De Kwakel.