Uithoorn - het begin

Toen de proost van het kapittel van Sint jan in 1085 het gebied aan weerszijden van Amstel en Kromme Mijdrecht in bezit kreeg, zag het landschap in en om Uithoorn er anders uit dan nu.  De eerste ontginners troffen een veengebied aan met beekjes die het overtollige water afvoerden naar de grote rivieren.  Het hoge veen onttrok de beekjes en rivieren aan het zicht.

Boeren legden akkers aan op het veen en bouwden hoeven aan de oevers.  Enkele gehuchten ontstonden, zoals Uithoorn niet ver van de samenvloeiing van Kromme Mijdrecht en Drecht, en Thamen vlakbij het Legmeer. Thamen zou spoedig een echt dorp lijken met zijn kerkje temidden van de huizen.  Naast ambachtslieden en vissers woonden er vooral boeren.

In de loop van de vijftiende en zestiende eeuw veranderde het landschap en daardoor het leefpatroon van de dorpelingen.  Omdat de boeren meer last kregen van het water, gingen zij het land bemalen.  Het grondwaterpeil zakte, maar dit effect was slechts tijdelijk.  Als gevolg van de bemaling droogde de veengrond uit, klonk in en daalde. De bemaling moest verbeterd worden: molens en speciaal gegraven sloten verschenen in het land.  Dit alles hielp, maar alweer: tijdelijk.  Wel was het resultaat van deze strijd tegen het water, dat het land ten opzichte van de Amstel daalde.  Rond 1600 moest men sluizen en watermolens bouwen.

Had de proost gedurende de middeleeuwen belasting geheven in de vorm van de korentienden, later was dat niet meer mogelijk.  De boeren waren veetelers geworden en betaalden voortaan per 'acker' een bepaald bedrag aan belasting.  Uit de archiefstukken, circa 1600, blijkt bovendien dat veel Thamense boeren betaalden voor 'verdolven' land.  Zij hadden hun land afgegraven om turf te winnen.  Met name op het terrein tussen de dijkweg bij Thamen en het Legmee waren de turfstekende boeren zeer actief.

Scheepsladingen turf gingen naar Amsterdam, want daar was de vraag naar deze brandstof zeer groot.  De vervening betekende welvaart voor velen: boeren, handelaren en schippers, maar ook de ondergang van het land. Het dorp, toch al op drassige grond gebouwd., raakte omsloten door plassen. De huizen en boerderijen verzakten en als men een dode wilde begraven onder de planken kerkvloer, leek het meer een tewaterlating te worden dan een teraardebestelling. De bewoners trokken weg en vestigden zich op de hogere Amsteloever in de 'Vinckebuurt' (gelegen tussen de huidige Koninklijke AMC en de Cindu).  Daar lag de sinds 1600 steeds drukker wordende dijkweg van Uithoorn naar Nes, Ouderkerk en Amsterdam.  Paarden sjokten over het jaagpad, schuiten trekkend in de richting van Gouda of Amsterdam.

Intussen was Uithoorn, vooral door de nieuwe brug die op last van de proost in 1636 getimmerd was, in betekenis gestegen.  Dit Uithoorn tekende Valentijn Klotz in de winter van 1643.  Het is de oudste bekende prent van Uithoorn en Mennonietenbuurt, en biedt informatie over het dorp die door de enkele kaarten uit die tijd niet gegeven wordt.

De bebouwing op de Uithoornse oever is compact.  Tussen de korenmolen, de voorloper van molen 'Het Lam' die tot na de jongste oorlog op het terrein van Graanhandel Van Tol stond, en het Rechthuis staan zeker acht á negen huizen op rij.  Daarachter bevinden zich minstens zoveel woningen, alle van hout en met riet gedekt.  Enkele hooibergen staan er ook.  Aan de Amstel stond reeds in de zestiende eeuw een herberg.  Deze was gevestigd in het zogenaamde Rechthuis, waar de schout namens de proost recht sprak in eenvoudige zaken; voor ernstiger misdrijven werd de dader naar het Proostenhuis te Mijdrecht gebracht.  Nog eeuwen lang, om precies te zijn tot 1914, heeft het grote gebouw aan de rivier de dubbelfunctie van herberg-hotel/rechthuis-raadhuis vervuld.  Nu is het alleen een restaurant.

Interessant zijn de twee ronde bouwsels met kegelvormig dak op de oever vlakbij het Rechthuis.  Zij markeren de sluis die toegang gaf tot het Zijdelmeer.  Daar werd het sluisgeld geïnd.  Deze 'tolhuisjes' lijken opvallend veel op het tolhuisje dat nog in deze eeuw aan dezelfde sluis stond.

Op de rechteroever is de Mennonietenbuurt weergegeven.  Hier woonden in alle rust de menisten of dopersen.  In alle rust, omdat de Mijdrechtse Zuwe aldaar eindigde.  Reeds in het begin van de zeventiende eeuw woonden zij op deze plek aan de Amstel.  Temidden van hun huizen is de hoge Vermaning zichtbaar: het gebedshuis.  Dit is, voor zover bekend, de vroegste voorstelling van de Vermaning in de 'Buurt'.

Het achterafgelegen karakter van de buurtschap verdween met de komst van de brug.  De contacten met Uithoorn werden veelvuldiger en intensiever.  De binding met Mijdrecht waartoe het officieel behoorde werd sindsdien nauwelijks meer gevoeld.